Wat bezielt me?

M’n schilder- en schrijfwerk kan worden gezien als een persoonlijk reisverslag. Het verslag van een reis naar binnen. Een reis die z’n oorsprong vind in een burnout, een kennismaking met het Boeddhisme in het algemeen en met Vipassana-meditatie en de geschriften van Zenmonnik Thich Nhat Hanh in het bijzonder. Een reis die concreet vorm begon te krijgen na een tweetal bijzondere ervaringen; een dagje uit met partnerlief naar Schiermonnikoog en een kijkje in onze vijver.

Zoals wel vaker besloten partnerlief en ik het nabijgelegen eiland Schiermonnikoog op onze vrije maandag aan te doen. Je kent het wel, er even lekker tussenuit. Maar de dag verliep aanzienlijk anders dan de voorgaande keren. Bij elke activiteit of handeling, of we nu fietsten, wandelden, in het dorp waren, in de duinen of op het strand, ik ervaarde met grote regelmaat een sluimerend ongemak. Zo van; ‘Het is lekker op het strand, maar het zou nog fijner zijn als de wind minder koud was’, ‘Wat een prachtig wandelpad door de duinen, schitterende bloemetjes en heerlijke geuren, maar wat jammer dat er zoveel steekmuggen zijn’ of ‘Wat is het heerlijk om zo te fietsen, maar het was een stuk comfortabeler geweest als ik me iets warmer gekleed had’. En dit is slechts een kleine opsomming van de zeer vele ‘maren’ die de dag leken te vullen.
Niets menselijks is mij vreemd en gevoelens van ongemak was ik uiteraard wel vaker tegen gekomen in het dagelijkse leven. Het waren echter de bijzondere intensiteit, vasthoudendheid en helderheid die de ervaringen op deze dag onderscheidden van eerdere.

Een andere indrukwekkende ervaring overviel me toen ik op een zonnige dag in het late voorjaar en boekje van Thich Nhat Hanh zat te lezen op een bankje in onze tuin. In een kleine leespauze werd ik naar de vijver gezogen en wierp een blik op de zwemmende vissen. De vijver was er, met de nodige gedaanteveranderingen al een jaartje of twaalf en sommige vissen leefden er al net zo lang. Die zonnige voorjaarsdag leek het echter alsof ik alles gadesloeg voor de eerste keer. De schubben van de vissen waren van een betoverende kleur en sprankelende levendigheid en met elke voortstuwende beweging van hun ranke lichamen voelde ik de spieren en de weerstand en werveling van het water. Tranen biggelden over m’n wangen, wat een intense schoonheid! Plotseling was er een moment van afleiding en m’n blik richtte zich op uit het water. Toen keek ik snel weer naar de vissen, helemaal klaar om me weer onder te laten dompelen in alle pracht. Maar het moment was voorbij en de vissen zwommen weer als voorheen....

Beide momenten zijn me dierbaar, zowel het zien van de oorzaak van de herhalende onvrede tijdens het dagje Schier als de schoonheidservaring van de vissen in de vijver op die zonnige lentedag. Samen maakten ze me heel duidelijk dat de basis van ongemak, hoe groot of klein ook, niet zozeer ligt in de aard van externe factoren, maar slechts en alleen in mijn wijze van er naar kijken en ermee omgaan. Als ik bepaalde verwachtingen heb, al denk te weten wat zich aandient, m’n oordeel er al over klaar heb, me er tegen verzet of vergelijkingen maak met eerdere ervaringen, ontwikkel ik in mezelf een bepaalde starheid in denken en doen. Een starheid die zich verder kan ontwikkelen tot bitterheid en soms zelfs ziekte. Een starheid die mezelf in de weg staat om hetgeen zich werkelijk aandient op dit moment volledige te ontmoeten, diens essentie te raken.

Dat besef raakte me zo diep, dat er voor mij geen andere optie was, dan een groot deel van m’n leven te gaan wijden aan het observeren en onderzoeken van deze bewuste of onbewuste gevoelens van ongemak in m’n eigen lichaam en geest. Ik wilde leren ze te zien, herkennen waar ze zich nestelen, begrijpen hoe ze daar zijn gekomen, inzien waarmee ik ze in stand hou, hoe ik er mee om kan leren gaan en hoe ik ze uiteindelijk uit kan laten doven.

Mijn schilder- en schrijfwerk toont enkele momenten van dat voortdurende bewustwordings- en transformatieproces. Soms lijkt het of ik de doeken en teksten maak voor mezelf als een soort herinneringen aan deze momenten. Niet zo zeer om de herinneringen zelf te blijven koesteren als wel als geheugensteuntje en aanmoediging. Aanmoediging om met regelmaat onbevangen de wereld in te kijken en me in toenemende mate te verbazen over de wegen, dwalingen, wonderen en schoonheid van het alledaagse.
Soms ook lijken m’n doeken en verhalen een soort ode’s aan de soms grote, maar vaak ook minuscule wezens, gebeurtenissen en voorwerpen die, gewoon door er te zijn en zichzelf te zijn, mij, in al mijn alleen-heid met hen, een glimp lieten opvangen van een realiteit vrij van illusies. Een realiteit waar oordelen niet nodig is, vergankelijkheid een gegeven en alleenzijn raakt aan intense verbondenheid.

Een reisverslag dus, waar worstelingen met conditioneringen en ontroerd worden door het raken van essenties de revue passeren. Een verslag van een reis, die begonnen is, volledige toewijding vereist, maar geen weg terug kent, de reis naar het midden......